Speaker:

Laten we gaan!

Speaker:

Het gaat best goed met mijn gebit!

Speaker:

S mými zuby to šlo docela dobře!

Speaker:

Ik heb vandaag een aantal problemen die ik met de tandarts moet bespreken.

Speaker:

Dnes musím se zubařem vyřešit několik problémů.

Speaker:

Ik flos niet elke dag, maar ik poets wel twee keer per dag!

Speaker:

Nečistím si nit každý den, ale čistím si je dvakrát denně!

Speaker:

Gaan we vandaag röntgenfoto's maken?

Speaker:

Budeme dnes dělat rentgen?

Speaker:

Ik heb wat gevoeligheid in mijn tanden.

Speaker:

Mám nějakou citlivost zubů.

Speaker:

Mijn tanden doen pijn als ik iets kouds eet of drink.

Speaker:

Bolí mě zuby, když jím nebo piju něco studeného.

Speaker:

Alleen op deze ene plek doet het pijn.

Speaker:

Bolí to jen na jednom místě.

Speaker:

Mijn tandvlees doet een beetje pijn. Ze doen pijn.

Speaker:

Trochu mě bolí dásně. bolí je.

Speaker:

Ik heb een raar plekje op mijn tong.

Speaker:

Mám takovou divnou skvrnu na jazyku.

Speaker:

Ik denk dat ik een kankerpijn heb.

Speaker:

Myslím, že mám aftu.

Speaker:

Het doet pijn als ik op mijn eten bijt.

Speaker:

Bolí mě, když kousnu do jídla.

Speaker:

Heb ik gaatjes vandaag?

Speaker:

Mám dneska nějaké dutiny?

Speaker:

Ik probeer minder snoep te eten.

Speaker:

Snažil jsem se omezit sladkosti.

Speaker:

Kunt u mij vertellen wat u daarmee bedoelt?

Speaker:

Můžete mi říct, co tím myslíte?

Speaker:

Ik heb met mijn tand ergens tegenaan gestoten tijdens het skiën!

Speaker:

Při lyžování jsem se do něčeho praštil zubem!

Speaker:

Ik kan niet geloven dat ik mijn tand heb afgebroken met mijn vork!

Speaker:

Nemůžu uvěřit, že jsem si ulomil zub vidličkou!

Speaker:

Het bloedde veel, maar uiteindelijk stopte het.

Speaker:

Hodně to krvácelo, ale nakonec to přestalo.

Speaker:

Vertel me alsjeblieft dat ik geen wortelkanaalbehandeling nodig heb!

Speaker:

Prosím, řekněte mi, že nepotřebuji kořenový kanálek!

Speaker:

Heb jij lachgas?

Speaker:

Máte nějaký plyn k smíchu?

Speaker:

De mondhygiënisten hier zijn altijd zo vriendelijk.

Speaker:

Hygienici jsou zde vždy tak jemní.

Speaker:

Oh, ik ben zo blij dat ik geen problemen heb, ik was een beetje ongerust!

Speaker:

Oh, jsem tak rád, že nemám žádné problémy, trochu jsem se bál!

Speaker:

Heel erg bedankt voor het helpen van mij!

Speaker:

Děkuji mnohokrát, že mi pomáháte!