Speaker: 00:00:00

Lass uns gehen!

Speaker: 00:00:02

Wie laufen Ihre Projekte?

Speaker: 00:00:05

Hoe gaan uw projecten?

Speaker: 00:00:09

Sind Sie ein Morgenmensch oder eine Nachteule?

Speaker: 00:00:13

Ben jij een ochtendmens of een nachtbraker?

Speaker: 00:00:21

Hatten Sie schon einmal Haustiere?

Speaker: 00:00:24

Heeft u ooit huisdieren gehad?

Speaker: 00:00:31

Haben Sie weitere Sprachpartner?

Speaker: 00:00:34

Heeft u nog andere taalpartners?

Speaker: 00:00:41

Warum willst du Deutsch lernen?

Speaker: 00:00:44

Waarom wil je Duits leren?

Speaker: 00:00:50

Wie haben Sie Deutsch gelernt?

Speaker: 00:00:53

Hoe heb je Duits gestudeerd?

Speaker: 00:00:59

Wie lange lernst du schon Deutsch?

Speaker: 00:01:02

Hoe lang leer je al Duits?

Speaker: 00:01:07

Ihr Deutsch ist viel besser als mein Niederländisch.

Speaker: 00:01:11

Jouw Duits is veel beter dan mijn Nederlands.

Speaker: 00:01:19

Dein Deutsch wird ziemlich gut.

Speaker: 00:01:22

Je Duits wordt behoorlijk goed.

Speaker: 00:01:28

Ihre deutsche Aussprache verbessert sich.

Speaker: 00:01:32

Uw Duitse uitspraak verbetert.

Speaker: 00:01:39

Ihr deutscher Akzent braucht etwas Arbeit.

Speaker: 00:01:42

Je Duitse accent heeft wat werk nodig.

Speaker: 00:01:50

Welche Art des Reisens magst du?

Speaker: 00:01:53

Van wat voor soort reizen houd jij?

Speaker: 00:02:01

Wohin bist du gereist?

Speaker: 00:02:03

Waar heb je gereisd?

Speaker: 00:02:07

Wo stellen Sie sich sich in 10 Jahren vor?

Speaker: 00:02:11

Waar zie jij jezelf over 10 jaar?

Speaker: 00:02:18

Was kommt als nächstes für Sie?

Speaker: 00:02:22

Wat is het volgende voor jou?

Speaker: 00:02:27

Sie sollten diesen Podcast ausprobieren, den ich gerade höre.

Speaker: 00:02:32

Probeer deze podcast waar ik naar luister eens.