Luister naar elke zin en herhaal deze hardop.
Speaker:Ik heb honger.
Speaker:Ich bin hungrig.
Speaker:Ik heb vandaag nog niet gegeten.
Speaker:Ich habe heute noch nichts gegessen.
Speaker:Kunt u een goed restaurant aanbevelen?
Speaker:Können Sie ein gutes Restaurant empfehlen?
Speaker:Ik wil graag een afhaalbestelling plaatsen.
Speaker:Ich möchte eine Bestellung zum Mitnehmen aufgeben.
Speaker:Heeft u een beschikbare tafel?
Speaker:Haben Sie einen freien Tisch?
Speaker:Kan ik reserveren?
Speaker:Kann ich reservieren?
Speaker:Ik wil een tafel reserveren voor 16.00 uur.
Speaker:Ich möchte um 19 Uhr einen Tisch für 4 Personen reservieren.
Speaker:Kan ik hier zitten?
Speaker:Kann ich mich dahin setzen?
Speaker:Ik wacht op mijn vriend.
Speaker:Ich warte auf meinen Freund.
Speaker:Kunnen we ergens anders zitten?
Speaker:Können wir woanders sitzen?
Speaker:Mag ik een menu, alstublieft?
Speaker:Kann ich bitte ein Menü haben?
Speaker:Wat zijn de specialiteiten van vandaag?
Speaker:Was sind die heutigen Specials?
Speaker:Heeft u vegetarische opties?
Speaker:Haben Sie vegetarische Optionen?
Speaker:Ik ben allergisch voor pinda's.
Speaker:Ich bin allergisch gegen Erdnüsse.
Speaker:Wat raadt u aan?
Speaker:Was empfehlen Sie?
Speaker:Welke ingrediënten bevat dit gerecht?
Speaker:Welche Zutaten enthält dieses Gericht?
Speaker:Ik wil dit gerecht graag bestellen.
Speaker:Ich möchte dieses Gericht bestellen.
Speaker:Ik wil graag een van deze.
Speaker:Ich hätte gerne eines davon.
Speaker:Ik zou graag willen wat die vrouw daar eet.
Speaker:Mir würde gefallen, was die Frau dort isst.
Speaker:Welk lokaal bier heb je?
Speaker:Welches lokale Bier haben Sie?
Speaker:Zou ik een glas water mogen?
Speaker:Könnte ich ein Glas Wasser haben?
Speaker:Kunt u wat servetten meenemen?
Speaker:Könnten Sie ein paar Servietten mitbringen?
Speaker:Zou het mogelijk zijn om de muziek wat zachter te zetten?
Speaker:Wäre es möglich, die Musik etwas leiser zu machen?
Speaker:Hoe lang duurt het voordat mijn eten klaar is?
Speaker:Wie lange dauert mein Essen?
Speaker:Het eten was heerlijk.
Speaker:Das Essen war köstlich.
Speaker:Ik heb nog steeds honger.
Speaker:Ich bin immer noch hungrig.
Speaker:Heb je desserts?
Speaker:Gibt es Desserts?
Speaker:Kan ik een dessertmenu krijgen?
Speaker:Kann ich eine Dessertkarte haben?
Speaker:Ik zit vol.
Speaker:Ich bin voll.
Speaker:Mag ik de rekening, alstublieft?
Speaker:Kann ich bitte den Scheck haben?
Speaker:Accepteert u Credit cards?
Speaker:Akzeptieren Sie Kreditkarten?
Speaker:Hoe kan ik deze schuld aflossen?
Speaker:Wie kann ich diese Schulden abarbeiten?
Speaker:Ik heb net gegeten! Het was heerlijk.
Speaker:Ich aß gerade! Es hat sehr gut geschmeckt.
Speaker:Geweldig! Vergeet niet om deze aflevering meerdere keren te beluisteren om de retentie te verbeteren! Eet smakelijk.