Het spijt me.
Speaker:Мне жаль.
Speaker:Het spijt me dat ik u stoor.
Speaker:Извините за беспокойство.
Speaker:Het spijt me dat ik je dit moet vertellen.
Speaker:Мне жаль говорить вам это.
Speaker:Het spijt me zeer.
Speaker:Мне очень жаль.
Speaker:Ik excuseer me voor de verwarring.
Speaker:Прошу прощения за путаницу.
Speaker:Het spijt me dat ik dat deed!
Speaker:Я сожалею, что я сделал это!
Speaker:We maken allemaal fouten.
Speaker:Мы все делаем ошибки.
Speaker:Ik moet me aan je verontschuldigen.
Speaker:Я должен извиниться перед тобой.
Speaker:Het spijt me dat ik niet op het feest ben geweest.
Speaker:Прости, что не попал на вечеринку.
Speaker:Het spijt me, ik ben het helemaal vergeten!
Speaker:Прости, я совсем забыл!
Speaker:Sorry, dat was niet mijn bedoeling.
Speaker:Извини, я не хотел этого делать.
Speaker:Het spijt me, dat was verkeerd van mij.
Speaker:Извини, это было неправильно с моей стороны.
Speaker:Het spijt me, dat was mijn schuld!
Speaker:Извините, это была моя вина!
Speaker:Het spijt me heel erg voor de manier waarop ik me heb gedragen.
Speaker:Я очень сожалею о том, как я себя вел.
Speaker:Ik wou dat ik dat niet had gedaan!
Speaker:Лучше бы я этого не делал!
Speaker:Het was niet mijn bedoeling om je pijn te doen.
Speaker:Я не хотел причинить тебе боль.
Speaker:Het was niet mijn bedoeling om je te beledigen.
Speaker:Я не хотел тебя обидеть.
Speaker:Ik zal het niet nog een keer doen.
Speaker:Я не буду делать это снова.
Speaker:Kun je mij vergeven?
Speaker:Можешь ли ты простить меня?
Speaker:Ik hoop dat je me kan vergeven.
Speaker:Надеюсь, ты сможешь простить меня.
Speaker:Hoe kan ik het goed maken?
Speaker:Как я могу сделать это для вас?
Speaker:Ik zal alles doen om de zaken goed te maken. Iets.
Speaker:Я сделаю все, чтобы все исправить. Что-либо.
Speaker:Het spijt me dat te horen.
Speaker:Мне очень жаль это слышать.
Speaker:Gecondoleerd.
Speaker:Я так сожалею о вашей потере.
Speaker:Het spijt me zo dat dit je is overkomen.
Speaker:Мне так жаль, что это случилось с тобой.
Speaker:Ik ben blij dat je dit allemaal hebt doorstaan.
Speaker:Я рад, что ты прошел через все это.
Speaker:Ik vergeef je.
Speaker:Я прощаю тебя.
Speaker:Ik ben blij dat we dit gesprek hebben gehad.
Speaker:Я рад, что у нас был этот разговор.