Speaker:

Que faites-vous comme travail ?

Speaker:

Wat doe je voor werk?

Speaker:

À quoi ressemble votre journée de travail type ?

Speaker:

Hoe ziet jouw typische werkdag eruit?

Speaker:

Si l'argent n'était pas un problème, que feriez-vous ?

Speaker:

Als geld geen probleem zou zijn, wat zou je dan doen?

Speaker:

Qu'aimez-vous faire pendant votre temps libre?

Speaker:

Wat doe je graag in je vrije tijd?

Speaker:

Avez-vous des enfants?

Speaker:

Heeft u kinderen?

Speaker:

Êtes-vous de la région?

Speaker:

Kom je hier vandaan?

Speaker:

Où as tu grandi?

Speaker:

Waar ben je opgegroeid?

Speaker:

Où viviez-vous avant cela ?

Speaker:

Waar woonde u hiervoor?

Speaker:

Quel est le prochain voyage que vous avez prévu ?

Speaker:

Wat is de volgende reis die je gepland hebt?

Speaker:

Si vous pouviez voler n'importe où gratuitement, où iriez-vous ?

Speaker:

Als je gratis ergens naartoe zou kunnen vliegen, waar zou je dan heen gaan?

Speaker:

Êtes-vous déjà allé à Amsterdam?

Speaker:

Ben jij wel eens in Amsterdam geweest?

Speaker:

Avez-vous des recommandations pour mon voyage à Amsterdam ?

Speaker:

Hebben jullie nog tips voor mijn trip naar Amsterdam?

Speaker:

Lisez-vous de bons livres en ce moment ?

Speaker:

Lees jij momenteel goede boeken?

Speaker:

Quel est le dernier film qui vous a fait pleurer ?

Speaker:

Wat is de laatste film waarbij je moest huilen?

Speaker:

Y a-t-il des applications sur votre téléphone dont vous ne pouvez pas vous passer ?

Speaker:

Zijn er apps op je telefoon waar je niet zonder kunt?

Speaker:

Si vous ne pouviez manger qu'une seule chose pour le reste de votre vie, quelle serait-elle ?

Speaker:

Als je de rest van je leven maar één ding zou mogen eten, wat zou dat dan zijn?

Speaker:

Y a-t-il des aliments que vous ne mangeriez absolument pas ?

Speaker:

Zijn er voedingsmiddelen die je absoluut niet zou eten?

Speaker:

Quel est le meilleur conseil que vous ayez jamais reçu ?

Speaker:

Wat is het beste advies dat je ooit hebt gekregen?

Speaker:

Quelle est la chose la plus incroyable qui vous soit jamais arrivée ?

Speaker:

Wat is het meest ongelooflijke dat je ooit is overkomen?

Speaker:

Quel est le mentor le plus important que vous ayez eu ?

Speaker:

Wie is de belangrijkste mentor die je hebt gehad?

Speaker:

Quel est le compliment le plus étrange que vous ayez jamais reçu ?

Speaker:

Wat is het vreemdste compliment dat je ooit hebt gekregen?

Speaker:

Si vous pouviez enseigner un cours universitaire sur n'importe quel sujet, quel serait-il ?

Speaker:

Als je een cursus over welk onderwerp dan ook zou mogen geven, wat zou dat dan zijn?

Speaker:

Quelle est la chose la plus décalée que vous ayez faite ?

Speaker:

Wat is het meest afwijkende wat je hebt gedaan?

Speaker:

Écoutez-vous des podcasts ?

Speaker:

Luister je naar podcasts?