Laten we gaan!
Speaker:Ik wil je graag mee uit eten nemen.
Speaker:Me gustaría invitarte a cenar.
Speaker:Laten we vanavond een nieuw restaurant proberen.
Speaker:Probemos un nuevo restaurante esta noche.
Speaker:Zou ik bij u aan deze tafel kunnen zitten?
Speaker:¿Puedo sentarme contigo en esta mesa?
Speaker:U bent van harte welkom om aan deze tafel te zitten.
Speaker:Eres bienvenido a sentarte en esta mesa.
Speaker:Bent u klaar om te bestellen?
Speaker:¿Desea pedir?
Speaker:We zijn klaar om te bestellen.
Speaker:Estamos listos para ordenar.
Speaker:Wij hebben al besteld.
Speaker:Ya hicimos el pedido.
Speaker:Kan ik water krijgen zonder ijs?
Speaker:¿Podría tomar agua sin hielo?
Speaker:Kan ik flessenwater nog verzegeld hebben?
Speaker:¿Podría tener agua embotellada todavía sellada?
Speaker:Mag ik frisdrank? Grapje, suiker is giftig.
Speaker:¿Puedo tomar un refresco? Es broma, el azúcar es tóxica.
Speaker:Welk soort bier heb je?
Speaker:¿Qué tipo de cerveza tienes?
Speaker:Mag ik alstublieft een extra kopje?
Speaker:¿Podría darme una taza extra, por favor?
Speaker:Deze mosterdfles is verstopt, mag ik er nog een?
Speaker:Esta botella de mostaza está obstruida, ¿podría darme otra?
Speaker:Dit is een beetje niet gaar.
Speaker:Esto está un poco poco cocido.
Speaker:Kan dit nog iets meer gekookt worden?
Speaker:¿Se podría cocinar esto un poco más?
Speaker:Wat een unieke combinatie van smaken!
Speaker:¡Qué combinación única de sabores!
Speaker:De maaltijd was verschrikkelijk, maar het bedrijf maakte het goed.
Speaker:La comida fue terrible pero la compañía lo compensó.
Speaker:Deze maaltijd is mijn traktatie!
Speaker:¡Esta comida es mi regalo!
Speaker:Ik ga betalen.
Speaker:voy a pagar.
Speaker:Ik wil ook graag de rekening van die persoon betalen.
Speaker:A mí también me gustaría pagar la factura de esa persona.