Speaker:

Euh oh ! Allons-y!

Speaker:

J'ai besoin de voir un médecin.

Speaker:

Ik moet een dokter zien.

Speaker:

Comment puis-je me rendre à l'hôpital ?

Speaker:

Hoe kom ik bij het ziekenhuis?

Speaker:

J'ai mal au ventre.

Speaker:

Mijn maag doet pijn.

Speaker:

J'ai mal à la poitrine.

Speaker:

Ik heb pijn op de borst.

Speaker:

J'ai de la fièvre.

Speaker:

Ik heb koorts.

Speaker:

J'ai mal à la tête.

Speaker:

Ik heb hoofdpijn.

Speaker:

Je suis devenu étourdi.

Speaker:

Ik word licht in mijn hoofd.

Speaker:

J'ai une sorte d'infection cutanée.

Speaker:

Ik heb een soort huidinfectie.

Speaker:

Ma gorge est sèche.

Speaker:

Mijn keel doet pijn.

Speaker:

Ça fait mal quand j'avale.

Speaker:

Het doet pijn als ik slik.

Speaker:

J'ai été mordu par un animal.

Speaker:

Ik ben gebeten door een dier.

Speaker:

Mon bras me fait très mal.

Speaker:

Mijn arm doet veel pijn.

Speaker:

J'ai eu un accident de voiture.

Speaker:

Ik had een auto-ongeluk.

Speaker:

Je pense que j'ai peut-être cassé un os.

Speaker:

Ik denk dat ik misschien een bot heb gebroken.

Speaker:

J'ai eu une journée difficile.

Speaker:

Ik heb een zware dag gehad.

Speaker:

Je suis allergique au latex.

Speaker:

Ik ben allergisch voor latex.

Speaker:

Puis-je l'acheter en pharmacie ?

Speaker:

Kan ik dat bij een apotheek kopen?

Speaker:

Où est la pharmacie la plus proche?

Speaker:

Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?

Speaker:

Bonne guérison !