Laten we gaan!
Speaker:Ik weet dat je boos bent. Wij zijn ook.
Speaker:Vím, že jsi naštvaný. My jsme taky.
Speaker:Laten we hier voorlopig een pauze van nemen.
Speaker:Pojďme si od toho prozatím odpočinout.
Speaker:We kunnen erover praten als we allemaal gekalmeerd zijn.
Speaker:Můžeme si o tom promluvit, až se všichni uklidníme.
Speaker:Ik weet dat je heel je best hebt gedaan om dit te laten werken.
Speaker:Vím, že ses opravdu hodně snažil, aby to fungovalo.
Speaker:Wij waarderen al uw inspanningen.
Speaker:Vážíme si veškerého vašeho úsilí.
Speaker:Kun je ons meer vertellen over jouw kant van het verhaal?
Speaker:Můžete nám říci více o vaší straně příběhu?
Speaker:Het klinkt alsof je boos werd toen dit gebeurde. Is dat waar?
Speaker:Zdá se, že když se to stalo, rozzlobilo vás to. Je to pravda?
Speaker:Ik wil zeker weten dat ik u goed begrijp.
Speaker:Dovolte mi, abych se ujistil, že vám rozumím správně.
Speaker:Het spijt me dat je je aangevallen voelde.
Speaker:Je mi líto, že jste se cítil napaden.
Speaker:Het was niet mijn bedoeling om je dat gevoel te geven.
Speaker:Nebylo mým záměrem, abyste se tak cítili.
Speaker:Ik begreep niet waarom je je zo gedroeg.
Speaker:Nechápal jsem, proč se tak chováš.
Speaker:Nu u uw standpunt heeft gedeeld, begrijp ik waarom u zich zo voelde.
Speaker:Teď, když jsi sdílel svůj názor, chápu, proč ses tak cítil.
Speaker:Wat vraagt u ons om hieraan te doen?
Speaker:O co nás v této věci žádáte?
Speaker:Ik denk dat we het eens kunnen zijn met wat u vraagt.
Speaker:Myslím, že můžeme souhlasit s tím, na co se ptáte.
Speaker:Bedankt dat u eerlijk tegen ons bent.
Speaker:Děkujeme, že jste k nám upřímní.
Speaker:Wij stellen het zeer op prijs dat u dit onder onze aandacht heeft gebracht.
Speaker:Opravdu si vážíme toho, že jste nás na to upozornili.
Speaker:Ik denk dat we elkaar nu beter begrijpen.
Speaker:Myslím, že si teď lépe rozumíme.
Speaker:Zijn we het eens over hoe we dit zullen aanpakken als het opnieuw gebeurt?
Speaker:Shodneme se na tom, jak to budeme řešit, pokud se to bude opakovat?
Speaker:Is er nog iets waar je over wilt praten?
Speaker:Je ještě něco, o čem chceš mluvit?
Speaker:Vergeet niet dat u altijd met ons kunt praten.
Speaker:Nezapomeňte, že s námi můžete kdykoli mluvit.