Laten we gaan!
Speaker:Waar kan ik taxi's vinden?
Speaker:Dove posso trovare i taxi?
Speaker:Ben je beschikbaar?
Speaker:Sei disponibile?
Speaker:Kunt u mij naar dit adres brengen?
Speaker:Puoi portarmi a questo indirizzo?
Speaker:Dit is mijn eerste bezoek.
Speaker:Questa è la prima volta che visito.
Speaker:Ik ben hier op vakantie.
Speaker:Sono qui in vacanza.
Speaker:Ik heb hier altijd al willen komen.
Speaker:Ho sempre desiderato venire qui.
Speaker:Ik ben zo opgewonden om de cultuur te leren kennen.
Speaker:Sono così entusiasta di conoscere la cultura.
Speaker:Ik heb de taal zoveel mogelijk geoefend!
Speaker:Ho praticato la lingua il più possibile!
Speaker:Ik heb veel geleerd door naar een podcast te luisteren.
Speaker:Ho imparato molto ascoltando un podcast.
Speaker:Ik begrijp genoeg om rond te komen, hoop ik.
Speaker:Posso capire abbastanza per muovermi, spero.
Speaker:We zullen het snel ontdekken!
Speaker:Lo scopriremo presto!
Speaker:Tot nu toe vind ik het persoonlijk nog mooier!
Speaker:Per ora penso che sia ancora più bello dal vivo!
Speaker:Ik heb maar drie dagen in deze stad.
Speaker:Ho solo tre giorni in questa città.
Speaker:Ik ben in totaal twee weken in Italië.
Speaker:Sarò in Italia per due settimane in totale.
Speaker:Ik reis voorlopig alleen.
Speaker:Viaggio da solo per ora.
Speaker:Mijn partner ontmoet mij in een andere stad.
Speaker:Il mio partner mi incontrerà in un'altra città.
Speaker:Welke activiteiten raad je aan als ik hier maar een paar dagen ben?
Speaker:Quali attività mi consigliate se ho solo pochi giorni qui?
Speaker:Is er een restaurant dat heerlijke lokale gerechten serveert?
Speaker:C'è un ristorante che serve ottimo cibo locale?
Speaker:Heel erg bedankt voor de informatie! Dat is superhandig!
Speaker:Grazie mille per l'informazione! È molto utile!
Speaker:Kunt u mij helpen met mijn bagage?
Speaker:Puoi aiutarmi con i bagagli?
Speaker:Bewaar het wisselgeld.
Speaker:Per favore, conserva il resto.
Speaker:Leuk je te ontmoeten!
Speaker:Molto piacere di conoscerti!