Laten we met de taxi gaan!
Speaker:Andiamo in taxi!
Speaker:Kunt u mij een taxi bellen?
Speaker:Potresti chiamarmi un taxi?
Speaker:Kunt u alstublieft de meter aanzetten?
Speaker:Potresti per favore accendere il contatore?
Speaker:Ik ga naar het stadscentrum.
Speaker:Sto andando in centro città.
Speaker:Hier is het adres. Ken jij het?
Speaker:Ecco l'indirizzo. Lo sai?
Speaker:Vertel me iets over de mensen in Italië.
Speaker:Raccontami qualcosa del popolo italiano.
Speaker:Waar is hier het beste uitzicht?
Speaker:Dov'è la vista migliore da queste parti?
Speaker:Wat raad jij aan in deze stad?
Speaker:Cosa consigli in questa città?
Speaker:Waar is het beste nachtleven hier?
Speaker:Dov'è la migliore vita notturna da queste parti?
Speaker:Kun je de muziek zachter zetten?
Speaker:Potresti abbassare la musica?
Speaker:Kun je de muziek harder zetten?
Speaker:Potresti alzare la musica?
Speaker:Wat voor soort muziek is dit?
Speaker:Che tipo di musica è questa?
Speaker:Doe het alsjeblieft een beetje langzamer, ik heb geen haast!
Speaker:Per favore rallenta un po', non ho fretta!
Speaker:Schiet op alsjeblieft! Ik kom te laat!
Speaker:Per favore sbrigati! Sono in ritardo!
Speaker:Daar is het, verderop aan de linkerkant.
Speaker:Eccolo, avanti a sinistra.
Speaker:Sla hier rechtsaf. Het is daar.
Speaker:Gira a destra qui. È laggiù.
Speaker:Het is verderop in het volgende blok.
Speaker:È più avanti nel prossimo isolato.
Speaker:Hier is het goed, stop alsjeblieft.
Speaker:Ecco bene, per favore accosta.
Speaker:Kun je hier wachten, en ik ben zo terug?
Speaker:Puoi aspettare qui e torno subito?