Laten we gaan!
Speaker:Laten we oefenen!
Speaker:Let's practice!
Speaker:Wil je talen delen?
Speaker:Want to share languages?
Speaker:Laten we een kop koffie drinken en Nederlands en Engels delen!
Speaker:Let's get a coffee and share Dutch and English!
Speaker:Wilt u samen onze talen oefenen?
Speaker:Would you like to practice our languages together?
Speaker:Spreek mij alstublieft in het Engels aan.
Speaker:Please speak to me in English.
Speaker:Wat dacht je ervan om in het Nederlands tegen mij te praten,
Speaker:How about you speak to me in Dutch,
Speaker:en ik spreek je in het Engels.
Speaker:and I'll speak to you in English.
Speaker:We zullen om beurten.
Speaker:We'll take turns.
Speaker:Ik spreek Nederlands, en jij spreekt Engels.
Speaker:I'll speak Dutch, and you speak English.
Speaker:We praten een paar minuten en wisselen dan.
Speaker:We'll talk for a few minutes, then switch.
Speaker:Hoe gaat het?
Speaker:How are things?
Speaker:Waar ben jij de laatste tijd enthousiast over?
Speaker:What are you excited about lately?
Speaker:Veel plezier met praten!