Speaker:

Ik heb nagedacht over alles waar ik dankbaar voor ben.

Speaker:

He estado pensando en todo por lo que estoy agradecido.

Speaker:

Als ik wil klagen, denk ik aan het lijden van anderen.

Speaker:

Cuando quiero quejarme, pienso en el sufrimiento de los demás.

Speaker:

Dan herinner ik me dat mijn leven eigenlijk heel goed is.

Speaker:

Entonces recuerdo que mi vida es realmente muy buena.

Speaker:

Ik heb veel om dankbaar voor te zijn.

Speaker:

Tengo mucho por lo que estar agradecido.

Speaker:

Mijn familie houdt van mij en ik heb veel vrienden.

Speaker:

Mi familia me ama y tengo muchos amigos.

Speaker:

Ik weet dat als ik me verdrietig voel, ik contact kan opnemen met een vriend.

Speaker:

Sé que cuando me siento triste, puedo comunicarme con un amigo.

Speaker:

Mijn vrienden helpen mij altijd om dingen in perspectief te plaatsen.

Speaker:

Mis amigos siempre me ayudan a poner las cosas en perspectiva.

Speaker:

Soms helpt het om dingen vanuit een ander perspectief te bekijken.

Speaker:

A veces ayuda ver las cosas desde un punto de vista diferente.

Speaker:

Dan kunnen we al het goede in de wereld zien.

Speaker:

Entonces podremos ver todo lo bueno que hay en el mundo.

Speaker:

Mensen proberen elkaar altijd te helpen.

Speaker:

La gente siempre está tratando de ayudarse unos a otros.

Speaker:

Iedereen doet gewoon zijn best.

Speaker:

Todos están haciendo lo mejor que pueden.

Speaker:

Als ik aan mijn dierbaren denk, voel ik een gevoel van verbondenheid.

Speaker:

Cuando pienso en mis seres queridos, siento una sensación de conexión.

Speaker:

Ik ben verbonden met iedereen in de hele wereld.

Speaker:

Estoy conectado con todos en todo el mundo.

Speaker:

Waar we ook wonen, we zijn allemaal hetzelfde.

Speaker:

No importa dónde vivamos, todos somos iguales.

Speaker:

Ik ben dankbaar voor de diversiteit van cultuur en taal.

Speaker:

Estoy agradecido por la diversidad de culturas e idiomas.

Speaker:

Maar lachen klinkt in elke taal hetzelfde.

Speaker:

Pero la risa suena igual en todos los idiomas.

Speaker:

Dat is hoe we weten dat we allemaal één menselijke familie zijn.

Speaker:

Así es como sabemos que todos somos una familia humana.

Speaker:

Van buiten zijn we misschien anders, maar van binnen zijn we allemaal hetzelfde.

Speaker:

Puede que seamos diferentes por fuera, pero por dentro somos todos iguales.

Speaker:

Ik vind het heerlijk om hier op planeet Aarde te zijn en wil nog niet weggaan.

Speaker:

Me encanta estar aquí en el planeta Tierra y no quiero irme todavía.

Speaker:

Waar ben jij vandaag dankbaar voor?

Speaker:

¿Por qué estás agradecido hoy?