Vamos!
Speaker:Receio que devo ir agora!
Speaker:Ik ben bang dat ik nu moet gaan!
Speaker:Estou saindo.
Speaker:Ik ga naar buiten.
Speaker:É hora de eu ir!
Speaker:Het is tijd dat ik ga!
Speaker:Continuo minhas viagens.
Speaker:Ik zet mijn reizen voort.
Speaker:Parto em breve para Amsterdã.
Speaker:Ik vertrek binnenkort naar Amsterdam.
Speaker:Estou indo para a rodoviária.
Speaker:Ik ga naar het busstation.
Speaker:Meu vôo sai em 2 horas.
Speaker:Mijn vlucht vertrekt over 2 uur.
Speaker:Eu queria dizer adeus.
Speaker:Ik wilde afscheid nemen.
Speaker:Foi um prazer.
Speaker:Het was een plezier.
Speaker:Muito obrigado por tudo.
Speaker:Heel erg bedankt voor alles.
Speaker:Foi maravilhoso conhecer você.
Speaker:Het was geweldig je te ontmoeten.
Speaker:Para onde você vai a seguir?
Speaker:Waar ga je heen?
Speaker:Tenha uma viagem segura.
Speaker:Heb een veilige reis.
Speaker:Viagens seguras!
Speaker:Veilige reizen!
Speaker:Viagens felizes!
Speaker:Fijne reizen!
Speaker:Estou tão feliz que nossos caminhos se cruzaram.
Speaker:Ik ben zo blij dat onze paden elkaar kruisten.